-
Melville & Melville
In het Natuurhistorisch Museum Rotterdam worden later dit jaar (reconstructies van) delen van de Leviathan melvillei tentoongesteld: een fossiel van een Miocene roofpotvis, in 2008 ontdekt in de Pisco-Ica-woestijn aan de zuidkust van Peru. De welluidende naam van deze über-potvis, die zich voedde door baleinwalvissen te verorberen met zijn buitengewoon krachtige kaken en kolossale tanden, is uiteraard een ode aan het ultieme walvisboek Moby Dick en zijn auteur Herman Melville. Ongetwijfeld zal in een lade ergens ter wereld een referaat van een student maritieme letterkunde rusten waarin de hypothese wordt opgeworpen dat Melville zelve, o ironie, de gevreesde witte potvis is van de moderne Amerikaanse literatuur (figuurlijk gesproken natuurlijk). Van John Steinbeck tot Don deLillo: vele vermetelen trachtten de ‘Great American Novel’ te schrijven, maar alle pogingen waren en zijn uiteindelijk gedoemd schipbreuk te lijden op die machtige ijsberg, de ongenaakbare Leviathan van de Amerikaanse literatuur, Moby Dick.
De invloed van Herman Melville strekte zich veel verder uit dan de frontier van de Amerikaanse cultuur. Verder dan de Amerikaanse territoriale wateren. Verder tot aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Tot in het gentille Frankrijk. Tot in de belevingwereld van ene Jean-Pierre Grumbach. Deze fransman geboren in 1918 raakte tijdens de Tweede Wereldoorlog verzeild in het Franse verzet en adopteerde als zijn nom de guerrede naam ‘Melville’: een eerbetoon aan zijn literaire held Herman Melville. Na de bevrijding wijdde hij zich aan zijn grootste liefde, de cinema, en sindsdien heeft de wereld hem leren kennen als de filmregisseur Jean-Pierre Melville. Het zou te ver gaan aan de levenswandel van beide Melvilles een grote mate van synchroniciteit toe te dichten, maar daarentegen zijn er weldegelijk overlappende thema’s aan te wijzen in hun werk .
Mijns inziens was Le Samourai (1967) Jean-Pierre Melville’s beste film en vermoedelijk ook zijn meest persoonlijke: een onovertroffen cinematische meditatie over fatalisme, eenzaamheid en de ‘esthetiek van de leegte’. Door in te zoomen op de subtext van Le Samourai zal ik proberen aan te tonen dat er thematische dwarsverbanden bestaan tussen Le Samourai en Moby Dick, ook al is de context van beide vertellingen nog zo verschillend. De Melvilles delen namelijk een fascinatie met solitaire mannen die recht op hun zelfdestructie af koersen. Beweeg uw vergrootglas daar waar ik mijn vinger leg en u zult zien.
“… Death is only a launching into the region of the strange Untried; it is but the first salutation to the possibilities of the immense Remote, the Wild, the Watery, the Unshored…” (Moby Dick, chapter 112). Dit citaat zou het In Memoriam kunnen zijn van een man verteerd door monomanie, een man die de grenzen opzoekt van wat menselijk mogelijk is om het object van zijn obsessie te vangen, een geesteshouding die zelfs voorbij doodsverachting reikt. In Moby Dick is de geobsedeerde kapitein Ahab uiteraard de personificatie van deze geesteshouding. Ook het Jeff Costello personage in Le Samourai, subliem onderkoeld vertolkt door Alain Delon, kent geen enkele vrees voor de dood. Als Costello staart naar het pistool die een collega-huurmoordenaar op hem richt, zien we in zijn ogen geen spoor van doodsangst. Het is de blik van een man die weet dat hij al ten dode is opgeschreven. De cul-de-sac plot van Le Samourai is een lange rituele voorbereiding van een aangekondigde suicide. Het fatale lot dat Costello uiteindelijk beschoren is, kondigt zich al vroeg aan, en vermoedelijk beseft Costello dat instinctief. Het enige wat nog telt is de dood lopende weg te volgen, die volgens Costello’s eigen ‘morele manifest’ niet geplaveid is op principes maar op ‘habitudes’: de code van een menselijk roofdier, een gewond roofdier, een analogie die in de openingsscene van Le Samourai al wordt gesuggereerd wanneer de volgende tekst op het scherm verschijnt: “Il n’y a pas de plus profonde solitude que celle de samouraï si ce n’est celle d’un tigre dans la jungle… peut-être...” (Er is geen grotere eenzaamheid dan die van de samourai behalve die van een tijger in de jungle…misschien…).
Het fictieve universum van Jean-Pierre Melville wordt gedomineerd door mannen. Vooral eenzame zwijgende mannen die diep weggestoken in trenchcoats in de grijze parijse regen hun noodlot achterna lopen. De eenzaamheid van Jeff Costello wordt nimmer verklaard, maar lijkt in essentie een zelfverkozen levenswijze te zijn. Leven volgens de code van de samourai. Hetgeen geillustreerd wordt door de onthechte relaties die hij heeft met de twee vrouwen in de film. Zijn grauwe appartement mist iedere uitstraling van huiselijkheid. Geen thuis, geen ankers. Op de walvisvaarder Pequod in Moby Dick speelt zelfs geen enkele vrouw een rol van betekenis. Het is een wereld van mannen onder mannen. Een universum bijeengehouden door masculiene obsessies.
De Pequod vaart over een oneindig lijkende zee – een immense open ruimte -en is tegelijkertijd gevangen in een vacuüm van fatalisme. De gestripte solitaire wereld van Jeff Costello is eveneens vacuumverpakt, soms claustrofobisch, maar vreemd genoeg ook onweerstaanbaar verleidelijk in al zijn verlatenheid. Ik noem het de esthetiek van de leegte. In Lawrence of Arabia vraagt iemand aan Lawrence waarom hij in hemelsnaam zo aangetrokken is tot de woestijn, een enorme open ruimte waar helemaal niets te vinden is. Lawrence’s antwoord was: because it is clean. Ik denk dat Jean-Pierre Melville zou hebben aangevoeld wat hij bedoelde. Hij bracht de leegte van de woestijn naar Parijs. Hij schilderde een fascinerende wereld van groezelige muren en grijze schimmen, lege gangen en lege ogen, en een gewonde tijger opgejaagd in een neon jungle.Zou in de jungle nog eens een solitaire tijger van een onbekende ondersoort worden ontdekt, dan zou het meer dan toepasselijk zijn het roofdier de naam Panthera tigris melvillis mee te geven. Als ode aan Melville, die andere Melville.