• Literatuur,  Schaken

    De illusie van een gesloten verdediging

    Eelko Schmeits leest achterstevoren

        De verdediging, Vladimir Nabokov

    Curt von Bardeleben


    Het verhaal gaat dat de excentrieke Duitse schaker Curt von Bardeleben in 1924 zichzelf van het leven beroofde door uit een raam van een Berlijns appartement te springen. Het tragische einde van von Bardeleben zal de destijds in Berlijn in ballingschap levende schrijver en schaakliefhebber Vladimir Nabokov ongetwijfeld ter ore zijn gekomen. In 1930 verscheen, onder zijn nom de plume V. Sirin, de roman De verdediging (Zasjtsjita Luzjina) waarin een wereldvreemde grootmeester in het schaken, genaamd Luzjin, een fataal Von Bardelebentje pleegt. Behalve het vallen uit ramen, vallen Luzhin en von Bardeleben ook ten prooi aan het trauma van een vernietigende zenuwslopende nederlaag, met littekens in de tere schaakgeest als blijvende herinneringen.

    Von Bardeleben gold als een van de beste grootmeesters van het Duitse Keizerrijk.  Toch wordt hij niet in eerste instantie als een grootheid herinnerd. De herinnering aan von Bardeleben is altijd verbonden met een van de onsterfelijke partijen in de schaakgeschiedenis, een onsterfelijke nederlaag voor von Bardeleben. Deze partij staat bekend als “The Battle of Hastings”. De locatie was Hastings, het jaar was 1895, en de tegenstander was Wilhelm Steinitz. Een woeste witte toren walste zich een weg door de verdedigingslinie van het zwarte kamp. Von Bardeleben, de speler met de zwarte stukken, zag dat de aanval van wit niet meer te stoppen was. Legendarisch is vervolgens het weglopen van von Bardeleben uit de zaal op het moment surprême van de partij. Volgens Tim Krabbé deed Von Bardeleben dit uit protest tegen het rumoerige applaus voor de andere winnaars in de zaal (Een Fischer walkout avant la lettre), dit in tegenstelling tot de notie dat von Bardeleben de aanstaande nederlaag niet kon verkroppen. Hoe dan ook, von Bardeleben verloor op tijd. De rest van het toernooi was voor von Bardeleben een lijdensweg.

    Wederom Krabbé in 2004 over von Bardeleben: “De Berlijner Kurt Von Bardeleben (1861-1924), jurist maar vooral schaker en schaakschrijver, wordt beschreven als breekbaar, teruggetrokken, gevoelig, en ongezond; te zacht voor het harde toernooileven. Hij pleegde zelfmoord door uit een raam te springen. Maar behalve door zijn onsterfelijke verliespartij leeft hij juist daardoor voort; Nabokov schonk die sprong aan zijn grootmeester Luzhin, de treurige held van zijn roman De Verdediging.”

    In De verdediging wordt een monsterlijke partij in een kandidatenmatch Luzjin ook te machtig. De partij tegen zijn grote rivaal Turati wordt weliswaar afgebroken, maar grote ontreddering en verwarring treft Luzjin; De partij en de match wordt nooit meer voortgezet. Een zenuwinzinking volgt en als het weer iets beter met hem lijkt te gaan, begint Luzjin overal om hem heen, en dwars door de tijd, patronen, herhalingen en variaties te zien zoals in een zeer gecompliceerde en verheven vorm van blindschaak. Het is een strijd die hij nooit kan winnen, maar die ook nog eens nooit lijkt op te houden. Zijn uitgekiende metafysische ‘verdediging’ wordt systematisch ontrafeld door zijn onzichtbare tegenstander; Deze kwelduivel van een hogere denkorde eist het hoofd van Luzjin, met ‘zelf-mat’ (zoals Nabokov de zelfmoord in zijn latere voorwoord voor De verdediging omschreef) als de laatste onvermijdelijke zet volgens de bizarre logica in het hoofd van Luzjin .

    Fragment uit De Verdediging (pagina 137, uitgave De Bezige Bij, 1967) over de finale momenten van de afgebroken partij tegen Turati:

    “Luzjin bereidde een aanval voor, maar moest eerst een doolhof van varianten verkennen, waarin elk van zijn stappen een gevaarlijk echo wekte, en begon langdurig te peinzen: het leek alsof hij zich nog één laatste, kolossale inspanning moest getroosten – dan zou hij de geheime zet vinden die leidde naar de overwinning. Plotseling gebeurde er iets buiten zijn wezen, een verzengende pijn – hij stootte een luide kreet uit, schudde zijn hand die hij had gebrand aan de vlam van een lucifer, aangestoken en vergeten tegen zijn sigaret te houden. De pijn verdween direct, maar in de gloeiende gaping had hij iets ondraaglijks verschrikkelijks gezien, de afgrijselijke, onpeilbare afgronden van het schaken.”


    Nabokov schrijft over mensen als ware ze schaakstukken. Zo is mevrouw Luzjin een belangrijke tot dame gepromoveerde pion. Onduidelijk blijft echter van welke kleur ze is. In al haar moederlijke toewijding om Luzjin te bewegen tot activiteiten buiten de in haar ogen ongezonde praktijk van het schaken, bespoedigt ze, zonder het zelf door te hebben, zijn ondergang. Luzjin wordt een clandestiene schaker in zijn eigen hoofd, de enige plek waar hij zich nog kan bergen om na te denken over de volgende zet, terwijl mevrouw Luzjin vergeefs probeert een conversatie op gang te brengen over politieke aangelegenheden, in de waan dat hij zich er voor zou interesseren. Luzjin senior, de vader, is een schaakstuk dat al in de opening wordt geofferd. Een stuk die in de weg staat van de ontwikkeling, en met sardonisch genoegen door Nabokov beschreven, een stuk dat van zichzelf denkt een raadsheer te zijn, maar in werkelijkheid een pion is geblokkeerd door een ander stuk (zijn zoon). En dan is er nog de grootmeester Turati, de toren. De stormram die door de ommuurde verdedigingslinie van Luzjin breekt. De naam Turati moet wel een nabokoviaanse samenstelling zijn. ‘Tura’ uit het Roemeens, of het Franse ‘tour’, betekent ‘toren’, in combinatie met de naam van de beroemde Italiaanse grootmeester Ricard Réti. Tura + Reti = Turati. Een plausibele theorie, want Turati wordt in De verdediging omschreven als een gedurfd schaker die graag vanaf de flanken de aanval op het centrum inzet. Laat het nu zo zijn dat Réti een beproefde opening op zijn naam heeft staan die tot de flankspelen wordt gerekend!

    De compositie van De verdediging heeft wel iets weg van een schaakpartij. Het begint met een gesloten beklemmende tsaristische opening. Onverwachte wendingen leidden tot een Italiaans middenspel. De horizon wordt breder. Nieuwe perspectieven doemen op. Liefde. Maar ook toenemende complicaties. Twijfels die leidden tot wanhoop. Het Berlijnse eindspel dat volgt is er een met een in het nauw gedreven paard, dat natuurlijk gekke sprongen maakt. Het eindigt dus met zelf-mat.

    Het paard in het eindspel is vanzelfsprekend Luzjin. Maar zijn rol blijft ongrijpbaar. Hij is als een verdwaald schaakstuk. Per ongeluk beland op een ander schaakbord.  Nabokov koos de naam Luzjin voor zijn hoofdpersonage, omdat Luzjin rijmt op het Engelse illusion, oftewel illusie. In veel van zijn eigenaardigheden doet Luzjin denken aan een joker, een kaart die in het schaakspel niet kan worden uitgespeeld. Luzjin is in een wezen een komisch figuur. Hij stuntelt en blundert zich weg door het leven, en eigenaardig, hij blijft toch redelijk op de been. Voor iemand die niet eens het adres van zijn eigen woning in Berlijn weet, redt hij zich toch nog aardig. Maar dat is niet iets waarvan Luzjin zichzelf bewust is. En daarin schuilt de tragikomische kant van Luzjin. Bijna geen besef van zichzelf en een illusionair beeld van de werkelijkheid om heen. Dat het leven een worsteling is, dringt enigszins door tot Luzjin, maar hij kan het alleen begrijpen door het te vertalen in de taal van het schaken.

    Schets voor een schaakprobleem van de hand van Vladimir Nabokov


    Taalmeester Nabokov beheerste de taal van het schaken als geen ander. Zo componeerde hij tal van ingenieuze schaakproblemen. Een idee voor een specifiek soort schaakprobleem verwerkte hij in De verdediging. Nabokov omschreef het probleem als een ‘omgekeerde analyse’, waarbij de oplosser gevraagd wordt te bewijzen, aan de hand van een bestudering van een stelling, dat zwart’s laatste zet niet een rokade kan zijn geweest, of wel het en passant slaan van een witte pion. Precies het soort duizelingwekkende probleem waarin Luzjin zich zou kunnen verliezen. Geen wonder dat schakers uit ramen springen. Schaken is inderdaad een ongezonde bezigheid.

  • David Bowie

    De geheimzinnige ster

    Blackstar – David Bowie. Een recensie.

    Looking for the real David is like trying to find Harry Lime, the elusive character in Graham Greene’s  ‘The Third Man’. 
    (Ray Davies, 2015)

    Met Blackstar heeft Citizen Bowie op het nippertje nog zijn rosebud aan ons nagelaten. Je zou denken dat Bowie in de leer is geweest bij Orson Welles. Beiden waren mecaniciens van mythe en mysterie. Waar staat rosebud voor? Wat betekent Blackstar? Is Bowie’s zwanenzang een kunstwerk van een aangekondigde dood zoals Robert van Gijssel in de Volkskrant schrijft? Of is het allemaal much ado about nothing.

    Niets is wat het lijkt. De filosoof Simon Critchley heeft een heel boek volgeschreven over de betekenissenwereld van David Bowie. Het viel Critchley op dat het woord ‘nothing’ veelvuldig en prominent voorkomt in het repertoire van Bowie. Denk aan: We’re Nothing and Nothing will help us (Heroes). Uit het niets komt het Bowie-universum voort. Bowie’s Big Bang. Is dit echter allesverklarend, en wat is dan dat ‘niets’? Betekent ‘niets’ iets? Als je aan boord gaat van de Bowie boot, kom je al snel in het vaarwater der solipsisme.

    Het valt niet te ontkennen dat het album Blackstar elementen bevat van een driehoeksverhouding tussen leven, dood en kunst. Er is geen Freud nodig om tekstregels als Look up here, I’m Heaven / I’ve got scars that can’t be seen / I’ve got drama, can’t be stolen / Everybody knows me know (Lazarus) te duiden. Hier zingt Bowie over zichzelf, wetende dat hij zal sterven aan kanker, wetende dat ‘wij’ er uiteindelijk achter zullen komen. En zo zijn er nog een aantal overtuigende bewijsstukken aan te voeren, dat Blackstar een kunstig vormgegeven logboek is van een stervende kunstenaar.


    Toch zijn hier ook kanttekeningen bij te plaatsen. Het nummer Lazarus, voor een gedeelte autobiografisch (en alleen achteraf gezien!), was in eerste instantie geschreven voor de musical Lazarus, waarin de lotgevallen van het personage Thomas Jerome Newton na de gebeurtenissen in The Man who fell to Earth, centraal staan. David Bowie speelde Newton in de film The Man who Fell to Earth, al zover terug als 1976. Het personage Newton uit de oorspronkelijke roman van Walter Tevis is nog ouder. Het boek verscheen in 1963. Waarmee ik wil aangegeven dat het personage van Newton een eigen geschiedenis heeft. Het is bekend dat Bowie moeiteloos de rol van Newton wist te vertolken ten tijde van de filmversie. Hij speelde gewoon zichzelf, liet hij zich eens ontvallen. Maar het gaat te ver te stellen dat Newton Bowie is. Te stellen dat Newton het enige geesteskind van Bowie is, klopt ook niet.

    Het album Blackstar is overduidelijk wel het geesteskind van Bowie. Het is vol van betekenis, maar is ook vervuld van schijnbetekenis. Everybody knows me now.  Het paradoxale is dat het tegenovergestelde misschien nog meer waarheid bevat. En dat maakt Bowie zo fascinerend. En de muziek – vergeet de muziek niet! – is betoverend op Blackstar. Het titelnummer Blackstar waarmee het album opent is als een opiumroes. Het is hypnotiserend in het begin. Halverwege lijkt de mist te klaren. Maar dit blijkt dan ook weer een verradelijk visioen, als de dromerigheid verdampt, en we terugkeren naar nachtmerrieland. ‘Tis a pity she was a whore is vervolgens heerlijk bonkers, zoals ze dat in Engeland zouden zeggen. Bowie bezingt zijn innerlijke Jean Genet. Hij zingt als een aan lager wal geraakte Bryan Ferry. De muzikale begeleiding klinkt als het huisorkest van The Muppets, die een muzikale homage brengen aan het Sun Ra Arkestra.  Kant A besluit met Lazarus. Het begint en eindigt met een gitaarlijn die sterk doet denken aan The Cure circa Disintegration. De sfeer is gedragen en beklemmend, met even enkele lichtstralen in de duisternis.


    Kant B opent met Sue (or in a Season of Crime). Het is een nieuwe versie van de single die Bowie al uitbracht in 2014. De oorspronkelijke versie, opgenomen met de New Yorkse big band van Maria Schneider, kenmerkte zich door een jazzy film noir-sfeer. Hardgekookt drama in de traditie van Amerikaanse crime writers als Jim Thompson en James M. Cain. De nieuwe versie is koortsachtiger. Het klinkt alsof een zenuwinzinking nabij is. Tegelijkertijd is het vreemd opzwepend. Girl loves me is real horrorshow, my brothers. Cryptofoon en gelardeerd met het vocabulaire van zowel Nadsat als Polari. Het praatzingen van Bowie is fantabulosa. Dollar Days behoort tot het beste van Bowie’s balladerie. Het is in meerdere opzichten een ontroerend en bevlogen afscheidslied. De pijn wordt niet verbloemd. Het lied is zeer melodieus met verrukkelijk saxofoonspel van Donny McCaslin. If I’ll never see the English Evergreens I’m running to / It’s nothing to me / It’s nothing to see. Het laat mij niet onberoerd. De afsluiter I can’t give everything away klinkt aanvankelijk lichtelijk teleurstellend. Het is te waterig. Maar als Bowie zo meeslepend blijft zingen dat hij niet alles kan weggeven, smelt het hart dan toch. Het eindigt met wederom mooi saxwerk, en een miniatuur van een melancholiek gekleurde gitaarsolo, herinnerend aan Robert Fripp, ooit in de Berlijnse dagen ‘partner in crime’ van Bowie.

    Bowie schreef in 1993 een essay, voetnoot bij de de cd The Buddha of Suburbia, waarin hij het volgende opmerkte over zijn muzikale ambitie: “My own personal ambition is to create a music form that captures a mixture of sadness and grandeur on the one hand, expectancy and the organization of chaos on the other. A music that relinquishes its hold upon the 20th century, yet searches-out that which was stimulating  and productive  as a basis from which to work in the 21st century.”

    Het album Blackstar is het testament van die ambitie. Het testament van The prettiest Star, de geheimzinnige ster.

    Etoile Mysterieuse, Herge

  • David Bowie

    David Bowie’s Fantastic Voyage

    My brain hurts like a warehouse, it has no room to spare
    I had to cram so many things to store everything in there
    (Five Years, David Bowie)


    Where the fuck did Monday go? Blue Monday is dit jaar een week te vroeg gekomen. Blue, Blue, Electric Blue, That’ s the color of my room where I will live. Buiten is het druilerig grijs. Vintage 1947 Brixton. Niemand verkoos rode schoenen te dragen vandaag. Niemand haast zich om op tijd in de kerk te zijn. Het is eigenlijk een gewone dag. Of is het een façade? Te bedenken dat op hetzelfde moment over de hele wereld kinderen kamelenpoep smeren over muren. Dezelfde muren waartegen steeds weer dezelfde auto’s botsen.  De ondoordringbare muren van een krankzinnigengesticht opgetrokken uit glas. Waar vlooien, zo groot als ratten, zich te goed doen aan dode ratten, zo groot als katten. Hunger City opent vandaag de poorten. Al is het maar voor een dag. Geloof me, Hunger City bestaat echt. Je moet het alleen weten te vinden. Zet je TomTom (Ground Control to Major Tom) aan als je bent aangekomen in de periferie van Suffragette City.

    David Bowie is dood. Zijn bijl heeft het ijs eindelijk verbrijzeld. Hij was mijn onaanraakbare kamergenoot voor wat een eeuwigheid leek. Never a dull moment wanneer hij er was. Hij ging wel een beetje te ver toen hij zijn eigen urine stalde in onze koelkast. Maar goed, dat is nu allemaal water onder de brug. Dat krijg je als je Britse excentriciteit in huis haalt.
    Hij was heel goed in het vertellen van de meest fantastische bizarre verhalen. Soms ontroerend. Soms macaber. Vaak onsamenhangend. Dat deed hij volgens mij met opzet. Ook vaak cryptisch. En geestig, kinderlijk soms, maar vooral memorabel, en geniaal. Someone like you shouldn’t be allowed to start any fires. Zulke dingen zei hij dan. Alleen HIJ kon zoiets bedenken. Ik weet niet waarom, maar ik vond het heel geestig als hij met zoiets – out of the blue- op de proppen kwam.

    David Bowie en Nicolas Roeg

    Trachten de Bowie-code te kraken is een recept voor waanzin. Zijn universum is gekmakend fragmentarisch. Het is beter te ervaren, dan te weten. Knowledge comes with death’s release. Het is de kunst niet te diep te zinken in het drijfzand van vicieuze gedachten. Dat was waar Bowie voor vreesde. Gekte of de angst krankzinnig te worden is een constante in zijn discours. Arnon Grunberg raakt een snaar als in hij zijn Voetnoot over Bowie uitkomt bij de angst voor controleverlies, het hield Bowie lange tijd gevangen. No control / I can’t believe I have no control / It’s all deranged!
    Het gekke was dat Bowie aan de andere kant juist opleefde als hij de controle liet varen. Voor hem was de non-methode de beste methode. Vakbroeder en vriend Brian Eno zei dit over het wezen van kunst: In art you can crash a plane, and walk away from it.  Bowie is schuldig aan een aantal schitterende ongelukken vanuit deze zienswijze. Neem bijvoorbeeld de verbijsterend mooie ontregelende pianosolo van Mike Garson halverwege het titelnummer van Aladdin Sane.  Bowie gaf Garson de vrije hand. Maak het destructief. Het zijn dergelijke artistieke keuzes die de hand van een meester doen verraden.

    David Bowie was een moedige Apollo. Nimmer de derde man van rechts. Bowie was een meesterdief. Hij was niet mainstream. Een buitenstaander. Een onderschatte saxofonist. David Bowie was buitenaards mooi. Hij had een mooi slecht gebit. Hij had bijzondere ogen. Hij had The Look. Hij was het toonbeeld van ‘Cool’. Hij heeft veel gerookt. Gitanes was zijn merk. En dan was er nog de Angel Dust. Bowie had vliegangst. Hield niet van thee. David Bowie was verlegen. Hij las graag en veel. Hij had goede smaak. Hij was lyrisch over Scott Walker en Little Richard. Hij bracht intellect in de heidense wereld van de Rock ‘n Roll. Hij was de 20e én de 21e eeuw. Hij verzon taal. Wat hij ook droeg, hij zag er altijd gorgeous uit. Hij hielp zijn vriend Iggy Pop er weer bovenop. Hij was een goed acteur. En een getalenteerde leugenaar. Intuïtie was zijn tweede natuur. Hij was linkshandig. En een ambidexter. Hij was een fabricatie. Hij was fascinerend. Hij was vreemd. Hij was ontwapenend. Hij was afstandelijk. Charmant en altijd een gentleman. Hij was David Bowie. En nu is hij een Blackstar.

    ZANE ZANE ZANE, OUVRE LE CHIEN

    Bye, bye, I love you David

  • Suspecte Gedachten

    Het Onttroningslied

    Het verheugt mij als eerste in Nederland de tekst te mogen vrij geven van het Onttroningslied. Jawel, Crepuscult heeft de primeur! De melodie is geschreven door de componist John Wanklank. Zoals bekend gaat het gerucht rond dat hij plagiaat zou hebben gepleegd, dat de melodie gejat zou zijn van “Vluchten kan niet meer”, maar ik kan u verzekeren dat dit een ongefundeerde aantijging betreft.

    Bij deze kan ik ook onthullen dat er vocale bijdragen zijn te verwachten van vooraanstaande artiesten als Danko Borsalino, Paul de Geeuw, Trijntje Schaamluis en de rappers Bami Bal en Bange Franz. De tekst heb ik in de gauwigheid door genomen, en ik kan er niet omheen dat het hier en daar grammaticaal uit de bocht vliegt, maar goed, wat kan je ook verwachten als Daphne Stekkers er aan mee heeft geschreven.

    Speciaal voor de geharde republikeinen, is hier de ongecensureerde liedtekst te lezen!

    ONTTRONINGSLIED

    Daar sta je dan

    Alleen

    Jouw nachtmerrie

    Niets om je daar op voor te bereiden

    Je beloofde dat je alles zou weg geven

    Iedere misstap die je zette die leidde naar hier

    En kijk om je heen

    Je onderdanen lopen niet met je mee

    Door de regen en de wind

    wil ik niet meer naast je blijven staan

    Ik kerm als je toch weer naar me komt

    Je bent gewaarschuwd want

    Ik zal je wraken als jij slaapt

    Hou je gegijzeld zo lang als ik leef

    Een verloren strijd, twee verloren levens

    We staan tegenover elkaar, stop met smeken

    Een veldslag, hoor ons dierlijk schreeuwen

    Op elkaar, en tegen elkaar, in de modder en de regen

    Jij tegen mij, borsten geplet

    Jij, een kat in het nauw, je hebt het verbruid

    En hoe vilein ik ook ben

    Jouw misdaden zijn nog altijd groter

    Je komt niet onder me uit

    Dat lukt je niet, mijn beste vijand

    Je pa, noch je opa

    Zijn er hier voor je, in de wind en regen

    Niemand die achter je is blijven staan

    Ik braak op een vaandel met jouw naam

    En ik beroof jou van jouw faam

    Want ik breek een dijk met m’n blote handen

    En zeg dat jij het hebt gedaan

    Laat het leven als het water overstroomt

    Waar mijn hart zo naar verlangt

    Ik zal niet rusten tot het waar geworden is

    En als je ooit nog boven komt

    Gered door de slaven van de macht

    Vrees dan het naken van de nacht

    Ik zal je bestrijden als een leeuw

    Tot het jou aan alle moed ontbreekt

    Geen koning zo lang als ik leef

    De W van Willem

    Niet meer dan drie vingers in de lucht, kom op zeg

    De W van Willem is de W van de Witte vlag

    Heel Oranje geeft zich over

    De W van wijwater waarin wij zeiken

    We houden het niet droog, het stroomt

    door de gaten van je vermaledijde dijken

    De W van Waarom wij nog moeten bidden

    Voor een god die niet bestaat in ons midden

    De W van Willem

    De W van Wat? Weer die stamppot op tafel?

    niet te vreten!

    De W van altijd willen winnen

    Zonder gewetensbezwaar, zonder te bezinnen

    De W van wij zijn Wezenloos

    Voor ons zelf en tegen elkaar

    En dus jammeren we vandaag van

    Door de regen en de wind

    wil ik niet meer naast je blijven staan

    Ik kerm als je toch weer naar me komt

    Je bent gewaarschuwd want

    Ik zal je wraken als jij slaapt

    Hou je gegijzeld zo lang als ik leef

    Laat het leven als het water overstroomt

    Waar mijn hart zo naar verlangt

    Ik zal niet rusten tot het waar geworden is

    En als je ooit nog boven komt

    Gered door de slaven van de macht

    Vrees dan het naken van de nacht

    Ik zal je bestrijden als een leeuw

    Tot het blauwe bloed kapituleert

    Geen koning zo lang als ik leef

  • Over Cinema

    De Titanic die zonk in 1943

    De Titanic die zonk in 1943 - poster uitgelicht

    Nazi-propaganda minister Joseph Goebbels was regisseur James Cameron ruim 50 jaar voor met ambitieuze plannen voor een film over de Titanic-ramp. In 1943 kwam de film op ramkoers uit. De metafoor van de scheepsramp bleek in meerdere opzichten van toepassing op de film zelf.

    Door Eelko Schmeits

    Wanneer men het lot probeert in te denken dat het schip Titanic en zijn passagiers in 1912 was beschoren, is het moeilijk voorbij te gaan aan de impact van de film Titanic (1997). Of de film historisch accuraat was of niet, deze met Oscars overladen film gaf een nieuwe, zelfs bepalende cinematografische dimensie aan de collectieve herinnering van de historische ramp.

    Probeer Leonardo en Kate uit je gedachten te houden denkend aan de Titanic, het is nog niet eens zo eenvoudig.

    De ironie van de geschiedenis

    In de obscure wateren van de filmgeschiedenis ligt het wrak van een Duitse filmversie uit 1943. Deze film vertoont opvallende parallellen met de versie van 1997. Bepaalde verhaallijnen lijken sterk op elkaar. De historische context van deze film spreekt eveneens tot de verbeelding. Titanic (1943) is een film met een verborgen geschiedenis, letterlijk en figuurlijk verbonden met de tragiek van de Tweede Wereldoorlog, en toonbeeld van hoe megalomane ambities averechts kunnen uitpakken. Hoe het thema van een film – het zinken van de Titanic – ironisch genoeg ook van toepassing is op de film zelf.

    Een gezonken film

    Gedurende WOII rolden talloze anti-Britse propagandafilms uit de Duitse filmfabriek. Instigator Joseph Goebbels zag voor ogen dat een verfilming van de ramp met de Titanic het ideale vehikel zou zijn voor het afschilderen van Engeland als een natie in zwang van zelfvernietigende kapitalistische excessen.

    De film moest het vlaggenschip worden van de Duitse propagandafilm. Kosten noch moeite werden gespaard.

    De moeizame productie van deze ambitieuze film voorspelde echter niet veel goeds. Herbert Selpin (1902-1942), die door Goebbels was aangewezen om de film te regisseren, kon zich niet verenigen met het pamflettistische scenario, en was zelfs zo onvoorzichtig tegenover de filmcrew kritiek te uiten op de Duitse marine.

    Selpin werd door de Gestapo gevangen genomen en op 31 juli 1942 zou hij volgens de officiële lezing van de Nazi-autoriteiten zelfmoord hebben gepleegd in zijn cel. Waarschijnlijk heeft Selpin de hoogste tol moeten betalen voor zijn vrijmoedige uitspraken.

    De Titanic die zonk in 1943 - hitler op de set


    Hitler en Goebbels op de set van Titanic (foto: Bundesarchiv)

    In de ban

    Na de dood van Selpin werd een andere minder getalenteerde filmmaker aangetrokken om de film af te maken. Deze allesbehalve ideale omstandigheden zullen vast hebben bijgedragen aan de onevenwichtige kwaliteit van het eindproduct. Goebbels maakte zich in de tussentijd niet alleen zorgen over de merites van de film. Hij maakte zich zorgen over het mogelijk averechtse effect van de massapaniek scenes op het Duitse filmpubliek, dat in het dagelijkse leven al te lijden had van de luchtaanvallen van de geallieerden.

    De première vond curieus genoeg plaats in Parijs, 1943. Vervolgens besloot Goebbels de film terug te trekken uit de distributie. Pas in 1949, vier jaar na afloop van WOII, zou de film op een bescheiden schaal vertoond worden in Duitsland. Om vervolgens in de ban te worden gedaan door de geallieerde mogendheden. Pas in 2005 verscheen een ongecensureerde versie op dvd.

    De Titanic die zonk in 1943 - filmfoto's


    Twee scenes uit de nazipropagandafilm Titanic uit 1943. (foto’s: Flickr/Puppetmister)

    Het schip dat twee keer zonk

    Om de filmische illusie van de Titanic-ramp op het witte doek zo realistisch mogelijk te laten overkomen, werden diverse scenes opgenomen op een bestaand passagiersschip, de Cap Arcona. Het schip gold sinds de waterlating in 1927 als een van de grootste en luxueuze passagiersschepen van Duitsland. Gedurende WOII werd het schip ingezet in dienst van het leger. De scenes die op het dek van het schip werden gefilmd – mensen die in paniek overboord springen – zijn huiveringwekkende beelden in de wetenschap dat enige jaren later daadwerkelijk mensen in doodsangst overboord zouden springen van datzelfde schip. Op de valreep van de Duitse capitulatie werd de Cap Arcona dat geankerd was in de Lübecker Bocht, gebombardeerd door de Royal Airforce. We schrijven 3 mei 1945.

    Wat de Britten schijnbaar niet wisten, was dat ongeveer 5.000 gevangenen afkomstig van het concentratiekamp Neuengamme aan boord van het schip waren. In een wanhopige poging de waarheid omtrent concentratiekampen te verdoezelen, waren de gevangenen door de SS in allerhaast uit het kamp gedeporteerd en naar het schip gejaagd. Slechts 350 gevangenen overleefden het bombardement.

    Zo werd het schip dat als decor diende voor een anti-Britse propagandafilm over het zinken van een schip door Britse ‘onkunde’, gebombardeerd door dezelfde Britten. ‘Friendly fire’ is de eufemistische benaming voor deze uiterst wrange vergissing.

    foto’s Wikimedia en  Flick